Wet- en regelgeving

Arbo informatiebladen (AI bladen) zijn bedoeld om een nadere uitleg te geven van de Arbowetgeving en Arboregeling. In de AI Bladen AI 7 en AI 14 wordt gesproken over vluchtwegen en nooduitgangen. In deze AI bladen wordt duidelijk aangegeven dat vluchtwegen en brandpreventiemiddelen gemarkeerd moeten worden. Deze AI bladen bevatten toegankelijke informatie voor werkgevers over hoe zij in de praktijk met de wettelijke voorschriften, regels en beleidsregels kunnen omgaan. De AI bladen zijn uitdrukkelijk bedoeld als voorlichting en niet als bindende voorschriften of beleidsregels.

Opmerking:
Bij veel bedrijven is het een discussie of zichtbare brandhaspels en brandblussers nu wel of niet gemarkeerd moeten worden. In de AI bladen wordt bij de uitleg van artikel 3.8. van het Arbobesluit duidelijk aangegeven dat 'niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het in afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde'. Met andere woorden: ook brandbestrijdingsmiddelen zoals brandblussers, brandhaspels, brandmelders, brandladders en branddekens dienen gemarkeerd te worden.

Bouwbesluit
Bij het bouwen van een nieuw gebouw is het Bouwbesluit 2012 van toepassing. Voor veiligheidsaanduidingen verwijst het Bouwbesluit naar de vluchtwegsymbolen zoals tegenwoordig vastgelegd in de internationale norm ISO 7010. Voor controle en handhaving op de juiste toepassing van deze symbolen is de plaatselijke gemeente / brandweer verantwoordelijk.

Ook voor bestaande gebouwen zijn er voorschriften opgenomen in het Bouwbesluit 2012.

Daarnaast geeft het Bouwbesluit richtlijnen voor het toepassen van vluchtdeuren, vluchtwegen, rook – en brandcompartimenten. De richtlijnen zijn steeds opgesplitst in richtlijnen voor nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen. De richtlijnen zijn afhankelijk van een bepaalde bezettingsgraad van het gebouw. Deze bezettingsgraad is afhankelijk van het aantal vierkante meters gebruiksoppervlak van een gebouw en het aantal personen die daar werkzaam of op bepaalde momenten aanwezig kunnen zijn. Bij een hogere bezettingsgraad worden de eisen strikter.

Bijvoorbeeld:
Men heeft een winkel met een oppervlakte van 3500 m2. Gedurende de openingstijden is er sprake van een bezetting (personeel en winkelend publiek) van 150 personen. Het vloeroppervlak in m2 verblijfsgebied per persoon is dan 23,3 m2. Dit betekent een bezettingsgraad B5 (de laagste klasse). In de voorgeschreven tabellen ten aanzien van bijvoorbeeld de toegestane maximale vluchtweglengte dient men dan rekening te houden met: met de gebruiksfunctie en de bezettingsgraad. Bij een theater met een oppervlak van 850 m2 en een bezetting van 250 bezoekers en personeel ligt de bezettingsgraad hoger (verblijfsoppervlak 3,4 m2). Hier geldt een bezettingsgraad van B3. De eisen zijn hier dan ook strikter dan bij de winkel.